dinsdag 15 november 2016

K / dagboek 19 / Eén seconde

We zaten met z'n drieën aan de kapperstafel. Eén van de andere vrouwen was hoogzwanger. Het gesprek ging over haar zwangerschap, over dat de baby elk moment kon komen en over bevallingen tout court. Ze sprak zo luchtig, vol vertrouwen, vol euforie. Ik zweeg, ik glimlachte naar haar en was blij dat de andere vrouw de rol van luisteraar op zich nam. Ik kon toch moeilijk tussenkomen en zeggen 'Ik ben ook net bevallen en mijn baby is dood'. Ik hield mijn 'tristesse' voor mezelf, ik slikte, ik vrat mijn verhaal op, bewaarde het in mijn binnenste als een geheim. Niemand zag dat ik me verstopte in mijn boek. Een boek over het verliezen van een kind, nota bene. Ik heb er een hele stapel ondertussen: boeken over de dood, rouw, doodgeboorte, over terug zwanger worden na het verlies van je kind. Ik verslind ze allemaal, alsof ik een reuzehonger heb. Toen ik onlangs in de bib alle boeken ging uitlenen die er over 'doodgeboorte' waren durfde ik niet in de ogen van de bibliothecaris te kijken. Misschien had ze iets door... ik voelde dat ik begon te blozen.

Vandaag las ik 'Schaduwkind' van P.F. Thomése, ook hij verloor een kind, een dochter, Isa. Een boek met een aanvaardbare titel om in het openbaar te lezen, zodat mensen niet kunnen aflezen wat er op dit moment in mijn leven speelt. Weet je wat me opvalt? De meeste vrouwen zijn zo euforisch als het over zwangerschappen gaat. Ik ben het kwijt. Ik kan het niet meer. Ik kan niet meer blij 'proficiat' zeggen. Ik kan wel blij zijn voor de persoon in kwestie, dat wel. Maar ik geloof het niet meer, dat alles altijd goed komt, ik geloof niet meer in het sprookje van de baby.

Het duurt maar één seconde, één seconde heb je maar nodig en je leven kan helemaal anders zijn. De ene seconde klopt zijn hart, de andere seconde niet meer. Niet alleen mijn kind is dood, maar met hem ging ook mijn naïviteit, mijn blindelings vertrouwen dat baby's altijd goed en wel geboren worden. Mijn ene zus denkt dat het wel terug komt, ik ben daar op dit moment niet zo zeker van. Misschien komt het terug. Misschien of toch een beetje.

'Heb je een dagje vrij genomen?' vroeg de kapster. Ik aarzelde... 'Euh ja'. De hoogzwangere vrouw zat immers nog steeds naast mij, als ik zou zeggen dat ik met moederschapsrust was, zou ongetwijfeld de vraag komen hoe het met mijn baby ging en dan zou ik het niet over mijn lippen krijgen, doen alsof alles in orde was. Ik loog. Om bestwil. Ook al zou ik het willen schreeuwen 'Mijn kind is dood' naar alle mensen in het kapsalon, naar alle stukken haar op de grond.  Ik loog. Omdat ik ze het wel gun, die andere vrouwen, het sprookje van de baby.